Nr. 77 (Stemmingen)

Hamerstukken

Indien zich na de agendering van een wetsvoorstel op het plenaire vergaderschema (zie nr. 66) geen sprekers melden, wordt een wetsvoorstel als hamerstuk geagendeerd. Doorgaans worden hamerstukken op donderdag bij aanvang van de vergadering afgehamerd (zie artikel 8.30 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). Het afhameren vindt daarbij plaats indien zich in de periode van de agendering tot hamerstuk tot aan het tijdstip van afhameren nog steeds geen sprekers hebben gemeld.

Besluitvorming na beraadslaging

Als over het wetsvoorstel wel een plenaire beraadslaging heeft plaatsgehad, gaat de Tweede Kamer na het afsluiten van die beraadslaging over tot het nemen van een besluit over het wetsvoorstel en de eventuele (sub)amendementen (artikel 8.23 e.v. van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer).

Wetsvoorstellen waarbij weliswaar een beraadslaging heeft plaatsgehad, maar die verder onomstreden zijn en waarop geen amendementen zijn ingediend, kunnen bij het afsluiten van de behandeling op voorstel van de Voorzitter van de Tweede Kamer aanstonds zonder stemming worden aangenomen. Tegenwoordig komt dit in de praktijk slechts sporadisch voor. In de vergaderzaal aanwezige leden kunnen aantekening vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd (zie artikel 8.30 Reglement van Orde van de Tweede Kamer).

In de overige gevallen (in ieder geval als er over amendementen moet worden beslist) wordt gestemd. De stemming vindt daarbij doorgaans plaats op de dinsdag van de eerstvolgende vergaderweek van de Tweede Kamer. Indien de behandeling wordt afgesloten in de laatste vergaderweek voor een reces van de Tweede Kamer, vindt de stemming veelal reeds op de donderdag van die vergaderweek plaats.

De bewindspersoon behoeft niet bij de stemming aanwezig te zijn, tenzij de Tweede Kamer zulks verlangt of gerede kans bestaat op heropening van de beraadslaging. Het is wel gebruikelijk dat er altijd ten minste één van de bewindspersonen van de regering bij de stemmingen van de Tweede Kamer aanwezig is.

Indien kort voor de stemmingen een nota van wijziging zal worden ingediend bij de Tweede Kamer, dan verdient het aanbeveling dit zo tijdig mogelijk (desnoods direct na de ondertekening) ambtelijk bij het Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer aan te kondigen (o.a. in verband met de eventuele samenhang met amendementen en stemmingslijsten).

Het algemene verloop van de stemmingen

De Tweede Kamer mag alleen besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is (artikel 67 van de Grondwet). Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, tenzij de Grondwet een gekwalificeerde meerderheid eist (zie bijv. artikel 137, vierde lid, van de Grondwet). Over amendementen op een artikel en over de afzonderlijke artikelen van een met gekwalificeerde meerderheid aan te nemen voorstel wordt bij gewone meerderheid beslist.

Over een wetsvoorstel wordt gestemd in de volgorde van de artikelen van het wetsvoorstel. Als op een artikel of op een onderdeel daarvan één of meer amendementen zijn voorgesteld, dan is de volgorde van de stemmingen over die amendementen als beschreven in artikel 9.11 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Daarbij wordt steeds eerst gestemd over eventuele subamendementen, en vervolgens over de amendementen die op een artikel rusten. In beginsel komen de (sub)amendementen daarbij in hun geheel in stemming bij het eerste artikel dat zij wijzigen, en komt bij meerdere amendementen op hetzelfde artikel het meest verregaande amendement het eerst in stemming. Over het artikel zelf, onderdelen van een amendement, of de beweegreden (considerans) van het wetsvoorstel, wordt slechts afzonderlijk gestemd indien de Kamer daartoe uitdrukkelijk besluit.

Nadat op deze wijze over alle (sub)amendementen, artikelen, en de beweegreden van het wetsvoorstel is beslist, neemt de Tweede Kamer de eindbeslissing over het wetsvoorstel als geheel. In uitzonderingsgevallen wordt de eindbeslissing over het wetsvoorstel als geheel uitgesteld (zie nr. 79).

Stemmingen bij handopsteken en fractiegewijs

Stemmingen vinden in principe fractiegewijs bij handopsteken plaats (artikel 8.25 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). De Voorzitter van de Tweede Kamer gaat daarbij uit van de fictie van voltalligheid van de Tweede Kamer. De Voorzitter van de Tweede Kamer zal steeds zoeken naar een meerderheid van 76 leden (of bij uitzondering 100 leden in het geval het de eindstemming betreft over een wetsvoorstel waarvoor een gekwalificeerde meerderheid vereist is, zie voor voorbeelden de artikelen 40, 63, 91, 137 en 138 van de Grondwet).

Hoofdelijk stemmen

Er wordt hoofdelijk gestemd indien één lid daarom vraagt (zie artikel 8.26, eerste lid, onder a, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, en artikel 67, vierde lid, van de Grondwet), maar dit kan níet meer plaatsvinden indien de uitslag van de stemming reeds bij handopsteken is vastgesteld. Hoofdelijke stemming vindt ook plaats indien de Voorzitter van de Tweede Kamer bij fractiegewijs stemmen 75 leden vóór telt; dit wordt uitgelegd als een onduidelijke uitslag (artikel 8.26, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). Indien sprake is van een hoofdelijke stemming dan zal de Griffier van de Tweede Kamer (of een plaatsvervangend griffier) de lijst met namen van de leden voorlezen waarna de genoemde leden mondeling hun stem kunnen uitbrengen (artikel 8.26, derde lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). Om het besluit, de motie, het amendement, het artikel of het wetsvoorstel aan te nemen is een (gekwalificeerde) meerderheid nodig van het aantal hoofdelijk uitgebrachte stemmen.

Verkeerd stemmen

Vergissingen bij het stemmen kunnen worden hersteld, maar hebben alleen invloed op de uitslag van de stemmingen indien dit vóór vaststelling van de uitslag kenbaar wordt gemaakt, of in geval van hoofdelijke stemmingen, voordat het volgende lid heeft gestemd. Na vaststelling van de uitslag kan door de betrokken Kamerleden wel aantekening van de vergissing in de Handelingen van Tweede Kamer worden gevraagd (artikel 8.27 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer).

Het staken van de stemmen (artikel 8.28 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer) doet zich in twee varianten voor. Ten eerste indien er bij een door een lid gevraagde hoofdelijke stemming een gelijk aantal vóór- en tegenstemmers is. Het tweede geval doet het zich voor indien stemming bij handopsteken een verhouding van 75-75 oplevert; een dergelijke uitkomst wordt uitgelegd als een onduidelijke uitslag (artikel 8.26, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). De Voorzitter van de Tweede Kamer zal vervolgens mededelen hoofdelijk te gaan stemmen; bij deze hoofdelijke stemming kunnen de stemmen ook weer staken.

Staken de stemmen (vervolgens) bij een hoofdelijke stemming en is de vergadering voltallig dan is het voorstel niet aangenomen (artikel 8.28 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). Is de vergadering níet voltallig dan zal er opnieuw gestemd worden in een volgende vergadering. Ongeacht de voltalligheid van de Tweede Kamer bij de volgende vergadering levert dit altijd een uitslag op: “aangenomen”, “verworpen”, dan wel “niet aangenomen” in geval van wederom stakende stemmen.

Laatst gewijzigd op: 15-3-2022