Nr. 94 (Bekrachtiging door de Koning)

Nadat een voorstel van wet door de beide Kamers van de Staten-Generaal is aangenomen, dient het om wet te worden door de Koning te worden bekrachtigd (artikel 87, eerste lid, van de Grondwet). Het voorstel wordt daartoe vanwege de Eerste Kamer aan de Koning aangeboden. De bekrachtiging geschiedt nadat op het origineel van het voorstel, dat wil zeggen op het exemplaar dat door de Voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal is getekend, door het Kabinet van de Koning is aangetekend ‘De Koning bewilligt in het voorstel'. De Koning plaatst daaronder zijn handtekening (additioneel artikel XIX jo artikel 130 (oud) Grondwet. Bij diezelfde gelegenheid plaatst de Koning zijn handtekening ook onder het slotformulier van de wet (‘Lasten en bevelen...'). Deze handtekening wordt door het Kabinet van de Koning van een plaatsaanduiding en een datum voorzien, na het woord 'Gegeven' boven de handtekening. Deze datum bepaalt de datering van de wet. Het origineel van iedere wet draagt dus twee koninklijke handtekeningen, één voor de vaststelling en één voor de uitvaardiging. Nadat de bekrachtiging heeft plaatsgevonden, wordt de wet door het Kabinet van de Koning toegezonden aan het eerstverantwoordelijke ministerie.

De directeur van het Kabinet van de Koning stelt de Secretarissen-Generaal van de ministeries op de hoogte van verblijf van de Koning in het buitenland. Indien de Koning in het buitenland verblijft, is er beperkte mogelijkheid tot tekenen. In die gevallen is het verstandig al vroeg tevoren contact op te nemen met het Kabinet van de Koning.

Laatst gewijzigd op: 23-8-2018