3.3 De bekrachtiging van het initiatiefvoorstel

Trefwoord(en):

Als de Eerste Kamer het initiatiefvoorstel heeft aangenomen, neemt de ministerraad een besluit over de bekrachtiging (artikel 4, tweede lid, onderdeel a, onder 4°, van het Reglement van Orde voor de ministerraad). Dit besluit moet binnen drie maanden aan beide Kamers worden gemeld (Ar 7.26, eerste lid).[1] De ministerraadsbehandeling moet dus in die periode plaatsvinden. In de praktijk worden door beide Kamers aangenomen initiatiefvoorstellen vrijwel altijd bekrachtigd door de regering. Het is wel mogelijk dat de regering nog voor de inwerkingtreding met het initiatiefvoorstel verband houdende wetgeving wil aanpassen of uitvoeringswetgeving wil opstellen.

Bij gelegenheid van de mededeling over de bekrachtiging van het voorstel[2] wordt ook aangegeven op welke wijze voorzien wordt in budgettaire dekking daarvan (zulks met inachtneming van de eventuele nota’s van wijziging en amendementen ) en, in voorkomend geval, tot welke budgettaire verschuivingen dit zal leiden.

Bekrachtiging is geen automatisme of verplichting. Anders dan bij een regeringsvoorstel, waar de handeling van indiening al blijkt geeft van de opvatting van de regering over de aanvaardbaarheid daarvan, komt bij een initiatiefvoorstel pas bij de bekrachtiging formeel het standpunt van de regering tot uitdrukking met betrekking tot het wetsvoorstel. Het doet zich soms voor dat praktische of juridische bezwaren tegen het voorstel eerst nog moeten worden opgelost alvorens bekrachtiging kan plaatsvinden.

Dit kan met name aan de orde zijn indien een voorstel op gespannen voet staat met internationaalrechtelijke, in het bijzonder EU-rechtelijke verplichtingen, die op Nederland drukken. De regering kan zich namelijk niet beroepen op de wil van het nationale parlement om een regeling te verdedigen die onverenigbaar is met het Europees recht. Ook kunnen budgettaire of uitvoeringstechnische problemen er aan in de weg staan dat het voorstel direct of ongewijzigd wordt bekrachtigd. In dergelijke gevallen kunnen nadere stappen nodig zijn (overleg met of goedkeuring van de Europese Commissie, aanpassingen in het voorstel, het treffen van budgettaire maatregelen, etc.) alvorens het voorstel kan worden bekrachtigd.

Het is wenselijk dergelijke complicaties (die normaliter ook al worden aangekaart in het kabinetsstandpunt bij het initiatiefvoorstel) reeds in de fase van totstandkoming van de wet onder ogen te zien en zo mogelijk op te lossen, zodat bijvoorbeeld de noodzaak tot uitstel van inwerkingtreding of het vervaardigen van een novelle kan worden voorkomen. Wordt ambtelijke bijstand verleend, dan wordt de initiatiefnemer ook door de behandelend ambtenaar op dit soort aspecten gewezen (zie paragraaf 2.6).

De regering heeft in deze fase verder nog de mogelijkheid een advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State te vragen. De adviesaanvraag kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de financiële dekking, maar ook op amendementen, nota’s van wijziging en toezeggingen. Een advies in deze fase kan ook gevolgen hebben voor het tijdpad van het besluit over de bekrachtiging en mede aanleiding geven tot aanvullende wetgeving of maatregelen.

Zowel de vraag of advies wordt gevraagd als de vraag of tot bekrachtiging moet worden overgegaan, moeten op het aanbiedingsformulier voor ministerraadstukken door de betrokken minister(s) uitdrukkelijk worden beantwoord. In deze fase is aan de ambtelijke bijstand aan de initiatiefnemer een eind gekomen. Het is dus niet bezwaarlijk dat de ambtenaar die voorheen de ambtelijke bijstand verleende de voorbereiding van de ministerraadsbehandeling doet. Bij het aanbiedingsformulier pleegt een notitie te worden toegevoegd waarin op alle aspecten van het voorstel en de gevolgen van bekrachtiging wordt ingegaan. Hoofdregel is dat deze stukken rechtstreeks in de ministerraad worden geagendeerd. Wel moet vooraf met de meest betrokken ministeries worden afgestemd.

 

Voetnoten

[1] Indien een besluit over de bekrachtiging niet binnen drie maanden kan worden genomen, moet mededeling worden gedaan van de stand van zaken daaromtrent en van het tijdstip waarop nieuwe mededelingen zullen worden gedaan. Zie Ar 7.26, eerste lid.
[2] Zoals bedoeld in Ar 7.26.

Laatst gewijzigd op: 26-11-2018