2.5.1 Algemene uitgangspunten

Bij het operationaliseren of uitvoerbaar maken van EU-regelgeving gaat het zoals in onderdeel 1.2.4e operationaliseren of uitvoerbaar maken van EU-regelgeving werd aangegeven om verschillende activiteiten, zoals;

  • Het aanwijzen en melden van nationale instanties die belast worden met de verdere uitvoering en toepassing van de Europese normen of de omzettingsmaatregelen.
  • Het voorzien in een adequaat handhavings- en/of sanctiestelsel, waaronder de aanwijzing van de bevoegde instanties voor handhaving.

De primaire verantwoordelijkheid voor het uitvoerbaar maken en (het regelen van de) handhaving van Europese regelgeving ligt bij de lidstaten. De lidstaten dienen ingevolge het loyaliteitsbeginsel van artikel 4 VEU het nuttig effect van de regels te verzekeren en zorg te dragen voor een effectieve handhaving en uitvoering van het Unierecht.

Onder meer op basis van de beginselen van institutionele en procedurele autonomie (zie 2. Omzetting en uitvoering/1.1a Beginsel van institutionele autonomie) is het in beginsel aan de lidstaten te bepalen hoe zij bij de implementatie van Europese regelgeving deze regelgeving uitvoerbaar en handhaafbaar maken, hoe men feitelijk handhaaft en uitvoering geeft aan de regelgeving, welke rechtsbescherming er op nationaal niveau is etc. In beginsel zijn de lidstaten bijvoorbeeld vrij in hun keuze voor een bepaald handhavings- of uitvoeringsregime en de instrumenten en de organisatie die ze daarin inzetten. Een en ander betekent bijvoorbeeld dat de lidstaten in beginsel zelf kunnen kiezen voor handhaving door middel van het civielrecht, bestuursrecht of strafrecht of een combinatie van die systemen.

De vrijheid om uitvoering, handhaving en rechtsbescherming naar eigen inzicht in te richten wordt steeds meer ingekaderd door het Europese recht. Zowel specifieke uitvoerings- handhavings- en rechtsbeschermingsvoorschriften in Europese regelgeving zelf als algemene Europeesrechtelijke eisen scheppen en normeren het kader waarbinnen de lidstaten hun (overgebleven) keuzeruimte uitoefenen. Europese regelgeving kan bijvoorbeeld specifieke regels bevatten die de keuze voorschrijven voor een bepaald handhavingsregime of voor de instrumenten en de organisatie die daarbij ingezet moeten worden. Voorzover deze voorschriften niet een uitputtende regeling bevatten, hebben de lidstaten keuzevrijheid. De reikwijdte van de voorgeschreven maatregelen is hierbij van belang om vast te stellen binnen welke grenzen de lidstaten keuzeruimte hebben. Hetzelfde geldt voor voorschriften in het kader van waarborgen en rechtsbescherming.

De keuzevrijheid wordt verder genormeerd dan wel beperkt door de algemene beginselen van Unierecht. Zo moet de handhaving van Europese regelgeving op grond van het beginsel van loyale samenwerking voldoen aan de vereisten van gelijkwaardigheid, evenredigheid, doeltreffendheid en afschrikwekkendheid (zie C-68/88 Griekse Mais). Als het gaat om waarborgen en rechtsbescherming kunnen grondrechten bijvoorbeeld een rol spelen bij het regelen van toezicht en opsporing. Zie voor een uitgebreide toelichting op deze algemene beginselen van Unierecht onderdeel 1.2.3. algemene eisen aan implementatie. In de onderdelen hierna zal meer uitgebreid worden ingegaan op de verschillende aspecten van operationalisering.

Laatst gewijzigd op: 8-2-2018