Aanwijzing 9.10 Dynamische en statische verwijzing

  1. Het verwijzen naar een bepaling van een bindende EU-rechtshandeling zoals deze met inbegrip van toekomstige wijzigingen zal luiden (dynamische verwijzing), geschiedt door de enkele verwijzing in de tekst van de implementatieregeling naar de tekst van de Europese bepaling.
  2. Bij een dynamische verwijzing naar bepalingen van een EU-richtlijn wordt afzonderlijk aangegeven vanaf welk tijdstip wijzigingen van de desbetreffende bepalingen doorwerken in het Nederlandse recht. Hiervoor wordt in de implementatieregeling het volgende model gebruikt:
    Een wijziging van [aanduiding van (bepaling uit) de EU-richtlijn waarnaar is verwezen] gaat voor de toepassing van [aanduiding van de nationale regeling of de nationale bepaling waarin de verwijzing is opgenomen] gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.
  3. Indien het gewenst is dat een ander tijdstip kan worden gekozen, wordt aan het model, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd: tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
  4. Het verwijzen naar een bepaling van een bindende EU-rechtshandeling zoals die op een bepaald moment luidt (statische verwijzing), geschiedt door verwijzing naar de tekst van die bepaling volgens de volgende voorbeelden:
    1. Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.
    2. Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 (PbEU 2016, L 354).<

Toelichting

Eerste lid. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen statische en dynamische verwijzing. Bij statische verwijzing wordt verwezen naar specifieke Europese bepalingen zoals die op een bepaald moment luiden, terwijl bij dynamische verwijzing wordt verwezen naar Europese bepalingen inclusief de toekomstige wijzigingen of aanvullingen daarvan. Bij dynamische verwijzing zijn toevoegingen als "zoals deze nader is of zal worden gewijzigd" overbodig. Indien geen clausulering in de zin van het vierde lid is aangebracht, is sprake van een dynamische verwijzing. Zie ook aanwijzing 3.47, eerste lid.

Dynamische verwijzing biedt het voordeel dat wijzigingen in de desbetreffende bindende EU-rechtshandeling niet steeds nopen tot aanpassing van de nationale regelgeving. Bij dynamische verwijzing moet men er steeds op bedacht zijn dat toekomstige wijzigingen in de desbetreffende bindende EU-rechtshandeling automatisch doorwerken in de nationale regelgeving. Een dynamische verwijzing zal nimmer volledig kunnen voorkomen dat na wijziging van de desbetreffende bindende EU-rechtshandeling een aanpassing van de nationale regelgeving noodzakelijk is. Aanpassing is bijvoorbeeld noodzakelijk indien de artikelnummers veranderen van bepalingen uit de bindende EU-rechtshandeling waarnaar is verwezen. Ook kan het soms nodig zijn dat de nationale regelgeving voorziet in overgangsrecht na een wijziging van de desbetreffende bindende EU-rechtshandeling of dat aanvullende bepalingen moeten worden opgenomen.

Indien geïmplementeerd is door middel van dynamische verwijzing moet uit het oogpunt van kenbaarheid van de doorwerking van wijzigingen in de desbetreffende bindende EU-rechtshande­ling melding worden gedaan in de Staatscourant (zie aanwijzing 9.13). Indien gebruik wordt gemaakt van een in de nationale regeling voorziene mogelijkheid om een ander tijdstip van toepassing te kiezen (zie het derde lid), geschiedt deze melding bij de bekendmaking van dit ministerieel besluit.

Tweede en derde lid. Deze leden gelden in beginsel alleen voor richtlijnen. Bij dynamische verwijzing naar een verordening is een dergelijke bepaling in de meeste gevallen niet nodig en ook niet wenselijk. Bepalingen in een verordening omtrent het tijdstip van inwerkingtreding en het van toepassing worden, werken immers rechtstreeks door in het Nederlandse recht. Er kunnen echter bijzondere redenen bestaan die toch tot implementatie van een verordening noodzaken (zie aanwijzing 9.9). Indien in dergelijke gevallen dynamisch naar een verordening wordt verwezen, kan het, in afwijking van het eerder gestelde, zinvol zijn de standaardbepaling in het tweede lid van deze aanwijzing ook voor verordeningen te gebruiken.

Het zal meestal gaan om het vaststellen van een eerder tijdstip. Voor het vaststellen van een later tijdstip kan uiteraard slechts aanleiding zijn indien de richtlijn niet alleen een uiterste implementatiedatum bevat, maar ook een latere datum met ingang waarvan de lidstaten de nationale implementatieregelingen uiterlijk dienen toe te passen (dus bij in de richtlijn opgenomen overgangsrecht).

Doorslaggevend voor de vraag of een verwijzing een dynamisch karakter heeft is overigens de vormgeving daarvan volgens het eerste of vierde lid, niet of de standaardbepaling van het tweede lid is opgenomen.

Vierde lid. Statische verwijzing kan worden bewerkstelligd door achter de aanduiding van bindende EU-rechtshandelingen een zinsnede toe te voegen die het statische karakter weergeeft. Bij gebruik van de in voorbeeld B opgenomen variant hoeft de wijzigingsrichtlijn niet met haar volledige opschrift te worden aangehaald. Volstaan kan worden met de in voorbeeld B opgenomen gegevens over de vaststelling en de bekendmaking van de richtlijn.