Aanwijzing 5.35 Terminologie "toezicht" en "opsporing"

  1. De werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd, worden aangeduid als "toezicht op de naleving" van die voorschriften.
  2. De werkzaamheden ter vaststelling in concrete gevallen of een strafbaar feit is gepleegd op basis van een redelijk vermoeden dat dit het geval is, worden aangeduid als "opsporing" van die feiten.

Toelichting

Het is van belang nalevingstoezicht in de zin van titel 5.2 Awb te onderscheiden van opsporing. Weliswaar hebben toezichthouders soms ook opsporingsbevoegdheid, maar met het oog zowel op de rechten van de belanghebbende, respectievelijk verdachte, als op de verhouding tot het openbaar ministerie moet zoveel mogelijk duidelijk zijn wanneer sprake is van nalevingstoezicht en wanneer van opsporing. Zie over de verhouding tussen nalevingstoezicht en opsporing de parlementaire stukken inzake de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (met name Kamerstukken II 1994/95, 23700, nr. 5, p. 47-50, en Kamerstukken I 1995/96, 23700, nr. 185b).

In de gevallen waarin hetzij nalevingstoezicht, hetzij opsporing wordt bedoeld, worden voor deze activiteiten termen als "controle", "inspectie" of "handhaving" vermeden. Deze termen geven onvoldoende weer of het gaat om toezicht of om opsporing. Wel kan in toelichtende stukken de term "handhaving" worden gehanteerd voor het geheel van handhavingsmechanismen.