Aanwijzing 4.7 Voordracht bij medebetrokkenheid

  1. Indien bij de voordracht tot een voorstel van wet, een algemene maatregel van bestuur of een ander koninklijk besluit van regelende aard meer dan één bewindspersoon is betrokken, geschiedt de voordracht door één van hen, in overeenstemming met de ander(en).
  2. Indien er bijzondere redenen zijn om te bepalen dat een wet of besluit wordt gecontrasigneerd door alle voordragende bewindspersonen geschiedt de voordracht door één van hen, mede namens de ander(en).
  3. Indien er zeer bijzondere redenen zijn om de gelijkwaardigheid van de verantwoordelijkheid van de verschillende bewindspersonen ook in de voordracht tot uitdrukking te brengen, wordt gebruik gemaakt van de volgende formulering:
    Op de voordracht van [Onze Minister van/voor … / de Staatssecretaris van …] en [Onze Minister van/voor … / de Staatssecretaris van …].

Toelichting

Eerste en tweede lid. Een voordracht "in overeenstemming met" of "mede namens" veronderstelt uiteraard dat er tussen de betrokken bewindspersonen overeenstemming bestaat.

Bij een voordracht "in overeenstemming met" vindt geen medeondertekening van stukken plaats. Bij een voordracht "mede namens" contrasigneren alle bewindspersonen de wet of het besluit: zie aanwijzing 4.33. Voor de memorie of nota van toelichting kan in dat geval worden volstaan met ondertekening door de eerstverantwoordelijke bewindspersoon: zie aanwijzing 4.53. Zie ook aan­wijzing 4.40.

Na een voordracht "in overeenstemming met" of "mede namens" wordt ook het nader rapport "in overeenstemming met" of "mede namens" uitgebracht, tenzij in het advies een bijzondere reden is gelegen het nader rapport gezamenlijk te ondertekenen.

De hoofdregel is dat één bewindspersoon voordraagt en ondertekent. Daarbij wordt het voortouwprincipe gehanteerd: de bewindspersoon die primair verantwoordelijk is voor de regeling, heeft het voortouw. Slechts indien twee of meer bewindspersonen in volstrekt gelijke mate verantwoordelijk zijn (of er bijzondere politieke redenen zijn om de medeverantwoordelijkheid van een andere bewindspersoon te accentueren), wordt gekozen voor medeondertekening.

Derde lid. Een gezamenlijke voordracht komt alleen in aanmerking, indien van belang is dat de gelijkwaardigheid van de bemoeienis van de verschillende bewindspersonen ook in de voordracht tot uitdrukking wordt gebracht. Indien de delegerende wet voorschrijft dat de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur of ander koninklijk besluit van regelende aard door twee of meer ministers geschiedt, verdient een voordracht door een van hen, "mede namens" de andere minister(s), de voorkeur.